Aansprakelijkheid hoogheemraadschap voor dijkverschuiving Wilnis staat nog niet vast
Den Haag, 17 december 2010 - De dijkverschuiving in Wilnis komt niet zonder meer voor risico van het hoogheemraadschap. Of de dijk destijds voldeed aan de veiligheidseisen, hangt bijvoorbeeld ook af van wat naar de toenmalige stand van wetenschap en techniek bekend kon zijn over de gevaren van droogte. Het hof Den Haag zal de zaak opnieuw moeten behandelen.
Achtergrond
In de nacht van 25 op 26 augustus 2003 is de veendijk langs de Ringvaart in Wilnis (gemeente De Ronde Venen) over een lengte van 60 meter ongeveer 5,5 tot 7,5 meter verschoven, waardoor zo'n 230.000 m³ water uit de tussenboezem de achter de dijk gelegen woonwijk is ingestroomd. Het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is eigenaar en beheerder van deze veendijk. De gemeente heeft het hoogheemraadschap aansprakelijk gesteld voor de schade die het gevolg is van deze dijkverschuiving.
De gemeente baseert deze vordering op de aansprakelijkheid van een bezitter voor een gebrekkige opstal (bouwwerk) (artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek). Deze wettelijke bepaling houdt in dat de bezitter van een opstal aansprakelijk is voor de door de opstal veroorzaakte schade, als die opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden uit een oogpunt van veiligheid mag stellen. Volgens de gemeente voldeed de dijk niet aan die veiligheidseisen. Volgens het hoogheemraadschap voldeed de dijk wel aan de eisen: de dijkverschuiving is veroorzaakt door langdurige droogte en een lage grondwaterstand en naar de toen bekende wetenschappelijke inzichten werd dat niet gezien als risico voor de veiligheid; tot 2003 waren alleen hoog water en extreme neerslag als risicofactor voor veendijken bekend.
De procedure bij rechtbank en hof
De rechtbank Amsterdam heeft op 29 november 2006 (LJN AZ3402) de vordering van de gemeente afgewezen. Volgens de rechtbank is het hoogheemraadschap niet aansprakelijk voor de schade als gevolg van de dijkverschuiving. Langdurige droogte werd tot 26 augustus 2003 naar de toenmalige stand van wetenschap en techniek niet gezien als bedreiging voor de stabiliteit en veiligheid van veendijken. De dijk voldeed daarom aan de eisen die men er toen aan mocht stellen.
In hoger beroep heeft het hof Amsterdam op 9 juni 2009 (LJN BI7389) de vordering van de gemeente toegewezen. Volgens het hof is het hoogheemraadschap wel aansprakelijk voor de schade van de dijkverschuiving. De dijk voldeed niet aan de eisen. Het toenmalige gebrek aan kennis over de gevaren van droogte voor dijkverschuivingen doet er niet toe.
Onbekendheid met het gevaar van dijkverschuiving komt op grond van artikel 6:174 BW voor risico van het hoogheemraadschap.
De procedure bij de Hoge Raad
Het hoogheemraadschap (advocaat mr. B.T.M. van der Wiel in Den Haag) heeft beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad tegen de uitspraak van het hof Amsterdam. De gemeente (advocaat mr. J.P. Heering in Den Haag) heeft verweer gevoerd.
Op 3 september 2010 heeft advocaat-generaal mr. J. Spier in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd de uitspraak van het hof Amsterdam te vernietigen.
De uitspraak van de Hoge Raad
Het hof Amsterdam heeft een te streng criterium gebruikt. De dijkverschuiving in Wilnis komt niet zonder meer voor risico van het hoogheemraadschap. Of de dijk destijds voldeed aan de veiligheidseisen die men daaraan mocht stellen, hangt van de omstandigheden af.
Bijvoorbeeld ook van wat naar de toenmalige stand van wetenschap en techniek bekend kon zijn over de gevaren van droogte. Zulke omstandigheden heeft het hof ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
De uitspraak van het hof Amsterdam wordt vernietigd.
Gevolgen van de uitspraak
De aansprakelijkheid van het hoogheemraadschap voor schade van de gemeente als gevolg van de dijkverschuiving moet opnieuw worden onderzocht door het hof Den Haag.
Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 17 december 2010. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.