’Zorgen om drugsgebruik Mijdrecht’
Het drietal had volgens Nijkerk een steentje bijgedragen aan de problematiek door een jaar lang cocaïne te verkopen. Tegen de broers J. en S. M. (respectievelijk 25 en 20 jaar oud) eiste hij twintig maanden celstraf. Hun 25-jarige achterneef H.E. hoorde voor zijn aandeel anderhalf jaar celstraf tegen zich eisen. Op grond van CID-informatie startte de politie eind 2004 een onderzoek tegen de broers. Op 19 november hield de politie de jongste verdachte aan. Hij bleek ruim drie gram cocaïne en zo’n twee gram versnijdingsmiddel bij zich te hebben. Tijdens de huiszoeking die volgde in zijn ouderlijk huis in Mijdrecht vonden agenten ruim vijftig gram cocaïne, twee weegschaaltjes en speciaal papier. Bovendien bleken J. en E., die op dat moment in de woning waren, respectievelijk zeven en bijna één gram cocaïne bij zich te hebben. S. verklaarde gisteren dat het grootste deel van de gevonden drugs van hem was. Hij zou naar eigen zeggen gedurende een half jaar met enige regelmaat harddrugs hebben verstrekt aan een tiental kennissen. Maar de officier van justitie wees erop dat gebruikers hadden gezegd dat zij gedurende ongeveer een jaar drugs van S. hadden gekocht. Ook vond hij het opvallend dat enkele getuigen hadden gezegd dat zij ook wel eens van J. en E. drugs kochten. J. ontkende dit. Naar zijn zeggen gebruikte hij zelf, en had hij hooguit soms wat cocaïne bij wijze van vriendendienst meegenomen voor andere gebruikers. H. E. stelde dat hij helemaal niets met de handel te maken had. Maar de officier vond dat de handel voor alledrie de mannen bewezen kon worden. Naar zijn zeggen is het drugsprobleem in Mijdrecht groot, waardoor soms zeer jonge mensen al met harddrugs in aanraking komen. Hem was ter ore gekomen dat Utrechtse drugshulpverleners hierover contact hadden opgenomen met Mijdrechtse huisartsen. Maar volgens de advocaten had dat niet met hun cliënten te maken. Zij wezen erop dat de verklaringen van de gebruikers tegenstrijdig waren. Raadsvrouwe M. Ilahibaks-Gulzar wees er nog op dat een derde broer M. over haar cliënt E. een belastende verklaring had afgelegd, om zijn twee broers uit de wind te houden. De rechtbank doet uitspraak op 9 juni.