Wanneer u geld wilt lenen klopt u hiervoor meestal aan bij een bank. Een directeur grootaandeelhouder (DGA) heeft daarnaast de mogelijkheid om geld te lenen van zijn eigen BV. Wanneer dit speelt is het van belang dat de BV en de DGA onder zakelijke condities met elkaar handelen. Hierbij dient de vraag te worden gesteld of een derde partij onder de overeengekomen voorwaarden (bijvoorbeeld de hoogte van de rente) een lening zou hebben verstrekt. De hoogte van de rente voor de lening hangt onder andere af van het risico, de looptijd en de hoogte van het te lenen bedrag. Naarmate het risico op de lening toeneemt, zal de rente op de lening over het algemeen hoger zijn. Indien de DGA zekerheden kan geven (bijvoorbeeld een pandrecht of een recht van hypotheek) zal dit een waardedrukkend effect hebben op de hoogte van de rente.
In de praktijk wordt veel gebruik gemaakt van de zogenaamde positieve-negatieve hypotheekverklaring; hierbij wordt op het eerste verzoek van de schuldeiser (derhalve de BV) een hypotheekrecht gevestigd op bijvoorbeeld de eigen woning van de DGA. De belastingdienst ziet een dergelijke positieve-negatieve hypotheekverklaring overigens niet altijd als een volwaardig hypotheekrecht. Indien de geldverstrekking door de belastingdienst niet als zakelijk wordt bestempeld kan dit leiden tot correcties, bijvoorbeeld het verhogen van het resultaat van de BV in verband met het bedrag aan gemiste rente.
De BV kan op verschillende manieren geld verstrekken aan de DGA, bijvoorbeeld in de vorm van een lening voor de eigen woning of in de vorm van een rekening courant faciliteit.
Eigen woning
Indien de BV beschikt over veel liquide middelen kan het voor BV en DGA aantrekkelijk zijn om de lening voor de eigen woning bij de eigen BV af te sluiten. De DGA kan de te betalen rente op zijn box 1 inkomen in mindering brengen tegen een inkomstenbelastingtarief van 52%, terwijl de BV over de te ontvangen rente 20 of 25% vennootschapsbelasting verschuldigd is. Rekening houdend met een aanmerkelijk belangclaim van 25% bedraagt de totale belastingdruk over de te ontvangen rente dan 40 of 43,75%. Gezien deze tariefverschillen kan het aantrekkelijk zijn om in deze situatie de rente zo hoog mogelijk vast te stellen.
Rekening courant
Over een rekening courantschuld dient de DGA, zoals hiervoor vermeld, een zakelijke rente te betalen aan de BV. In bepaalde situaties is het, naar de belastingdienst toe, te verdedigen om een lagere rente in rekening te brengen in vergelijk met de rente die een bank hanteert. Dit hangt onder andere af van de risico’s die de BV loopt. Het komt geregeld voor dat de rekening courant schuld van de DGA op zijn BV in de loop der jaren is opgelopen. Indien er geen reële mogelijkheid is om deze schuld af te lossen is de mogelijkheid aanwezig dat de belastingdienst het standpunt inneemt dat er sprake is van een dividenduitkering.
Sparen in box3
Hoewel het belang, door de zeer lage stand van de rente op spaartegoeden, minder groot is, komt het nog wel eens voor dat op een zakelijke rekening een lagere rente wordt vergoed dan op een particuliere spaarrekening. Om van een hogere rente te kunnen profiteren zien we in de praktijk dat de DGA geld leent van de BV om deze gelden vervolgens op een privéspaarrekening te zetten. Van de rente opbrengst die de DGA ontvangt van de bank betaalt de DGA vervolgens een rente aan de BV die overeenkomt met de rente die de BV zou hebben ontvangen op een zakelijke spaarrekening. Het verschil tussen de ontvangen en de betaalde rente is voor de DGA ‘onbelast’ box 3 inkomen; omdat het saldo van de spaarrekening even groot is als het saldo van de schuld aan de BV, is er namelijk geen sprake van een box 3 heffing. Deze mogelijkheid om te lenen van de BV zal weer meer ‘gaan leven’ als de rentestand op spaartegoeden stijgt.
Mr. Frank H. de Jong, belastingadviseur
f.dejong@edo.nl